Denken, Doen en Laten

Internationale benchmarkstudie De Lijn

Volgens de transitieovereenkomst 2017-2020 en het Vlaamse decreet betreffende de basisbereikbaarheid, is De Lijn de interne exploitant van het kernnet en het aanvullend openbaar vervoer netwerk in Vlaanderen tot 2021. Voor verlenging van deze status diende De Lijn, conform artikel 34 van het decreet, te voldoen aan een benchmark waarvan de regels door de Vlaamse Regering werden vastgesteld. inno-V heeft met succes een voorstel ingediend voor het uitvoeren van de benchmarkstudie, die vanaf eind juni 2020 in opdracht van de Vlaamse overheid is uitgevoerd en begin december 2020 is opgeleverd. Voor deze studie was inno-V hoofdaannemer van een combinatie van vijf in openbaar vervoer gespecialiseerde adviesbureaus verspreid over Europa.

In de studie is De Lijn vergeleken met gebieden en vervoerbedrijven die met Vlaanderen en De Lijn vergelijkbaar zijn op zaken als bevolkingsdichtheid, ruimtelijke spreiding en aard van het aanbod.  Ze zijn geselecteerd in functie van de gestelde sociale en geografische criteria alsmede de medewerkingsbereidheid en beschikbaarheid van data. Als casussen zijn geselecteerd:

  • België: TEC / Région Wallonne
  • Frankrijk: Valenciennes (e.o.)
  • Duitsland: Rhein-Ruhr West
  • Nederland: Provincie Noord-Brabant
  • Nederland: Haaglanden
  • Oostenrijk: Stadt Innsbruck
  • Schotland: Scottish Central Belt
  • Noorwegen: Ruter / Oslo en Akershus
  • Denemarken: Movia / Hovedstaden en Sjælland
  • Zwitserland: Regio Zürich (Kantons Zürich, Zug, Aargau)

De benchmark is gebaseerd op tien groepen indicatoren die de gehele productieketen van openbaarvervoerdiensten omvatten en ontleden (eenheidsprijzen, kwaliteit middelen, kostenopbouw, productiviteit, gemiddelde kosten, aanbodkwaliteit, kostendekking, gemiddelde reizigerskosten, -tarieven en -subsidie, dienstkwaliteit en publiek nut). De indicatoren zijn berekend gebruikmakende van geldbedragen, kwantiteiten en kwalitatieve aspecten. De als onderdeel van de studie verzamelde gegevens zijn zo goed als mogelijk vergelijkbaar gemaakt en De Lijn is per indicator beoordeeld in relatie tot de andere casussen, kwantitatief en kwalitatief. De aggregatie van de bevindingen per indicator tot een eindoordeel is in twee stappen verlopen en is via vier efficiëntieconcepten (te weten productieve efficiëntie, kostenefficiëntie, allocatieve efficiëntie en dynamische efficiëntie) tot een totaaloordeel in een gemotiveerde eindconclusie gekomen.

De bevindingen van de internationale benchmarkstudie zijn gedocumenteerd en gevisualiseerd aan de hand van teksten en grafieken. Alles overwegende is de eindbeoordeling van De Lijn gematigd negatief. De Lijn presteert niet zonder meer ‘slecht’, maar op een aantal vlakken wel minder dan het gemiddelde van vergelijkbare gebieden en bedrijven. De resultaten van de studie waren voor de Vlaamse overheid mede aanleiding om De Lijn ook de komende 10 jaar als interne operator aan te duiden. Dit onder voorbehoud van de uitkomsten van een tussentijdse evaluatie na 5 jaar, waaruit moet blijken dat vooruitgang geboekt is op tal van werkpunten die mede op basis van de benchmarkstudie zijn geïdentificeerd.

Terug naar overzicht